Pagina 1 Instrumenten, schakelaars en bediening

Instrumenten, schakelaars en bediening

Pagina 1:1 Instrumenten, schakelaars en bediening
Pagina 1:2 Instrumenten
Pagina 1:3 Instrumenten
Pagina 1:4 Controle en waarschuwingslampjes
Pagina 1:5 Waarschuwingslampjes
Pagina 1:6 Waarschuwingslampjes
Pagina 1:7 Radio Motor-bediende antenne
Pagina 1:8 Verlichting richtingaanwijzers Waarschuwingsknipperlichten
Pagina 1:9 Ruitenwissers Start-/stuurslot
Pagina 1:10 Cruisecontrol
Pagina 1:11 Mistachterlamp, Mistlampen
Pagina 1:12 Elektrisch verwarmde achterruit, buitenspiegels, voorstoelen
Pagina 1:13 Asbakjes Sigare-aansteker Parkeerrem
Pagina 1:14 Elektrisch bediende raammechanismen
Pagina 1:15 Verwarming, ventilatie en airconditioning
Pagina 1:16 Verwarming, ventilatie
Pagina 1:17 Verwarming, ventilatie
Pagina 1:18 Witte pagina





Pagina 1:0 en Pagina 1:1 Instrumenten, schakelaars en bediening

Go To Top of Page.

Dashboard

    Page
1 Blaasmonden 1:15
2 Koplampen en parkeerlichten 1:8
3


Richtingaanwijzers, groot-/dimlicht-
schakelaar en grootlichtsignaal
Cruise control
1:8

1:10
4 Waarschuwingsknipperlichten 1:8
5 Instrumentenpaneel 1:2-1:6
6

Ruitenwissers/-sproeiers en
koplampwissers/-sproeiers

1:9
7 Blaasmonden 1:15
8 Verwarming, ventilatie en airconditioning 1:15-1:17
9 Radio 1:7
10 Sigare-aansteker 1:13
11 Asbakjes 1:13
12 Elektrisch verwarmde bestuurdersstoel 1:12
13 Elektrisch verwarmde passagiersstoel 1:12
14 Parkeerrem (handrem) 1:13
15 Mistachterlamp 1:11
16 Mistlampen 1:11
17 Motor-bediende antenne 1:7
18 Schakelaar voor tankdop 2:16
19 Claxon -
20 Start- en stuurslot 1:9
21 Elektrisch bediend schuifdak 2:3
22 Elektrisch verwarmde aachterruit/buitenspiegel 1:12
23 Motorkapaansluiting 2:15
24


Elektrisch bediende raammechanismen
Elektrisch bediende buitenspiegels
Centrale vergrendeling
1:14
2:5
2:3
25 Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel 2:6


Pagina 1:2 Instrumenten

Go To Top of Page.

Dashboard Klokken

1 Brandstofmeter   6 Nul-instelling dagteller
2 Gelijkzetknop klokje   7 Kilometerteller
3 Klokje   8 Toerenteller
4 Snelheidsmeter
  9 Regelbare weerstand
5 Dagteller   instrumentenverlichting
    10 Temperatuurmeter


Pagina 1:3 Instrumenten
Go To Top of Page.

Brandstofmeter

De inhoud van de brandstoftank is circa 90 liter. Het rode gebied
komt met circa 9 liter overeen.

Klokje

Het klokje werkt elektrisch en loopt op de accu.
Voor gelijkzetten moet u knop (2) indrukken en draaien.

Dagteller

Deze wordt voor het opmeten van korte rij-afstanden gebruikt.
Het rechtercijfer geeft hectometers (100 meter) aan.
Druk de knop in om de dagteller op nul te zetten.
Als het 100 meterwieltje van de dagteller een rood cijfer heeft,
is de snelheidsmeter incl. de dag- en kilometerteller vervangen.
De meterstand en het tijdstip voor het vervangen staan in uw
Garantieboekje.

Toerenteller

Deze geeft het motortorental aan in duizend omw/min.
Het rode gebied mag niet worden gebruikt.

Maximaal toegstaan continu motortoerental: 6000 omw/min.

Regelbare weerstand
instrumentenverlichting

Bij rechtsom draaien - de verlichting wordt sterker
Bij linksom draaien - de verlichting wordt zwakker.

Temperatuurmeter

Deze geeft de temperstuur in het koelsysteeem van de motor aan. Als de
wijzer telkens in het rode gebied komt of blijft staan, moet u onmid-
delijk het koelvloeistofpeil en de V-riemen controleren; zie pagina
7:8-7:9.






Pagina 1:4 Controle en waarschuwingslampjes
Go To Top of Page.

Controlelampjes Dashboard

1 Linker richtingaanwijzer 11 Grootlicht brandt
2 Rechter richtingaanwijzer 12 Remcircuit buiten werking
3 Niet aangesloten 13 Parkeerrem aangetrokken
4 Niet aangesloten
14 Een gloeilampdefect
5 ABS Niet-blokkerende remmen 15 Te weinig sproeivloestof*
6 Verlichting brandt 16 4e versnelling uitgeschakeld
7 SRS Airbag (stuurkussen) 17 Controlelampje autogordels
8 Oliedruk te laag 18 Niet aangesloten
9 Dynamo laadt niet bij  
10 Niet aangesloten *Als het lampje brandt, zit er nog maar
     ½-1 liter sproeivloeistof in het reservoir.


Pagina 1:5 Waarschuwingslampjes
Go To Top of Page.

Deze waarschuwingslampjes mogen tijdens het rijden nooit branden!

   Zij moeten echter wel branden, als u voor het starten de startsleutel in de rijstand draait. U ziet dan, dat de lampjes werken.
   Als de motor is aangeslagen, moet behalve het waarschuwingslampje voor de parkerrem alle lampjes uitgaan.

De dynamo laadt niet bij

De dynamo laadt niet bij
Remcircuit buiten werking

Remcircuit buiten werking
Het lampje brandt, als de dynamo niet bijlaadt. Als het lampje onder
het rijden gaat branden, zit er een storing in de elektrische installatie
of zijn de V-riemen slecht gespannen. Zie pagina 7:9.
N.B!Als de V-riemen stuk gaan of zo slecht gespannen zijn, dat de
dynamo niet bijlaadt, gaan niet alleen dit lampje, maar ook de waar-
schuwingslampjes 12,13,14,15 branden. Dit komt door speciale
wettelijke voorschriften in bepaalde landen en is dus heel normaal.





Als het lampje tijdens het rijden of bij afremmen gaat branden, is het
remvloeistof te laag.
Ga onmiddellijk stilstaan en controleer het peil in het
remvloeistofreservoir
(waar dit zit, staat op pagina 7:5)!
Als het peil in het gehele resevoir onder MIN ligt: rijd niet door, maar
laat de auto voor contole en reparatie naar de werkplaats slepen.
Als het peil in de ene helft van het reservoir onder MIN ligt: rijd voor
controle vorzichtig naar een werkplaats.




Oliedruk te laag

Oliedruk te laag
Een gloeilamp brandt niet

Een gloeilamp brandt niet
Als het lampje onder het rijden brandt, is de oliedruk te laag. Zet de
motor onmiddellijk af en contoleer het oliepeil; zie pagina 7:11 en 7:12
Na zeer snel rijden kan het lampje gaan branden, als de motor weer
stationair loopt. Dit is heel normaal, mits het uitgaat, als het toeren-
tal wordt opgevoerd.



Als het waarschuwingslampje gaat branden, brandt een van de volgende
gloeilampen niet meer:
Dimlichten
Achterlichten
Remlichten (als het lampje bij het intrappen van het rempedaal brandt):
Controleer de zekering en de gloeilamp.
Als het waarschuwingslampje blijft branden, al is de gloeilamp door
een nieuwe vervangen, moet ook de gloeilamp aan de andere kant
worden vervangen.


Pagina 1:6 Waarschuwingslampjes
Go To Top of Page.

SRS - Airbag

SRS - Airbag
- buiten werking
ABS Niet-blokkerende remmen

ABS Niet-blokkerende remmen
- buiten werking.

Als het lampje blijft branden of onder het rijden gaat branden,
heeft de diagnose-eenheid van het Airbagsysteem een storing
ontdekt.
Rijd voor controle onmiddellijk naar een Volvo-werkplaats.
Zie ook hoofdstuk 2.


Door het ABSsysteem kunnen de wielen bij sterk afremmen niet blok-
keren. Als het lampje gaat branden, is het systeem buiten werking. Het
gewone remsysteem van de auto werkt echter normaal. Rijd voor
controle naar een Volvo-werkplaats. Er staat meer over het ABS-
systeem op pagina 3:3.















Pagina 1:7 Radio Motor-bediende antenne
Go To Top of Page.

Motor-bediende antenne Radio


















Radio Motor-bediende antenne
De radio is standaard in de Volvo 780 en
heeft, te samen met de ingebouwde luidspre-
kers, een bijzonder goede geluidsweergave.
Een aparte handleiding voor de radio zit in
het tasje met de handleiding voor de auto.
Uw Volvo-dealer kan u ook helpen, als u
wat te vragen heeft.





Stand A - de antenne gaat omhoog, als de
radio wordt aangezet.
Stand B - de antenne blijft in of gaat om-
laag, als de radio is/wordt afgezet. U kunt
toch naar de cassetterecorder luisteren, al
is de antenne in zijn onderste stand.


N.B! Doe de antenne altijd naar beneden,
als u een garage binenrijdt om te voorkomen,
dat de antenne beschadigt of afbreekt.


















Pagina 1:8 Verlichting richtingaanwijzers Waarschuwingsknipperlichten

Go To Top of Page.

Koplampen en parkeerverlichting

lights uit






Startsleutel in stand 0: Alle verlichting is uit.
Startsleutel in stand II of III: De koplampen (+parkeerlichten voor en achter, kentekenplaatverlichting en instrumenteverlichting) branden.
De dimlichten gaan automatisch branden, als de startsleutel in
de rijstand wordt gedraaid, en kunnen niet worden uitgedaan.
Parkeerlichten


Parkeerlichten (voor en achter). De parkeerlichten mogen
alleen bij parkeren, nooit onder het rijden, worden gebruikt.
Gedimd grootlicht










Startsleutel in stand 0: alle verlichting is uit.
Startsleutel in stand I, II III: De koplampen (+parkeerlichten vóór en achter, kentekenplaatverlichting en instrumentenverlichting) branden.
De koplampen moeten natuurlijk branden, als in het donker
op slechte verlichte wegen en overdag bij slecht zicht gereden wordt.
Als de schakelaar in de stand Gedimd grootlicht staat, gaat dus alle verlichting uit, als de startsleutel in stand 0 wordt gedraaid.

Linkerzijde stuur



























Richtingaanwijzers, groot-/dimlicht-schakelaar en
grootlicht-"signaal"

Waarschuwingsknipperlichten

De knipperlichten (alle vier richtingaanwijzers
knipperen) moeten worden gebruikt, als men
gedwongen is om de auto zo stil te zetten of
te parkeren, dat het verkeer daardoor in
gevaar gebracht of gehinderd wordt.

Denk eraan dat: de wettelijke bepalingen
voor het gebruik van waarschuwings-
knipperlichten van land tot land verschillen.




1 "Drukpuntstand"
  Bij bochten met een geringe stuuruitslag
  (verwisselen van rijbaan, passeren)moet het
  hendeltje iets omhoog- of omlaaggebracht
  en met de vinger vastgehouden worden.
  Het hendeltje gaat onmiddellijk in de
  neutrale stand terug,
  als het losgelaten wordt.

2 Normale bochten


3 Grootlicht-/dimlicht-schakelaar
  (koplampen branden)

  Trek het hendeltje naar het stuur tot voorbij
  de "knipperstand" en laat het weer los. De
  koplampen gaan van grootlicht op dimlicht
  en omgekeerd over.

3 Grootlicht-"signaal"
  (koplampen branden niet)

  Trek het hendeltje voorzichtig naar het stuur
  (totat u wat weerstand voelt). Het grootlicht
  brandt, totdat het hendeltje wordt losgelaten.

                    Als in de richtingaanwijzers een gloeilamp stuk is, is dit merkbaar aan het controlelampje,
                    omdat dit veel sneller dan normaal knippert.



Pagina 1:9 Ruitewissers Start-/stuurslot
Go To Top of Page.

Start- en stuurslot

0 Vergendelingsstand
Het stuurslot vergrendelt het stuur, als de sleutel uit het slot wordt gehaald.

I Tussenstand- "radiostand"
Bepaalde elektrische componenten (b.v.
de kachelaanjager, sigare-aansteker,
koplampen, tankdopschakelaar) kunnen worden ingeschakeld.
De elektrische installatie van
de motor is niet ingeschakeld.

II Rijstand
Stand van de sleutel tijdens het rijden.
de dagrijlichten, achterlichten en
kentekenplaatverlichting branden.

III Startstand
De startmotor wordt ingeschakeld.
Laat de sleutel los,
als de motor is aangeslagen.
De sleutel veert dan automatisch in de
rijstand terug.

Als de sleutel zwaar draait, komt dit,
doordat de voorwielen zo staan dat het
stuurslot onder spanning staat. Draai
het stuur een beetje heen en weer en
draai de sleutel, dan gaat het
gemakkelijker.

Start- en stuurslot





















Ruitewissers en -sproeiers, koplampenwissers en -sproeiers

1



Wissen met intervallen
Dit wordt gebruikt bij het rijden in b.v. nevel
of mist. De wissers maken ongeveer elke 6
seconden één slag.
5














Ruitesproeiers + koplampwissers/
-sproeiers

Als het hendeltje in deze stand staat, worden
ook de ruitenwissers aangezet en maken deze
2-3 slagen, nadat het hendeltje losgelaten is.










2






"Drukpuntstand"
Als de wissers slechts een of een paar slagen
moeten maken (b.v. bij motregen), moet het
hendeltje in de drukpuntstand gebracht en
met de vinger in deze stand gehouden worden.
De wissers blijven in de retourstand, als het
hendeltje wordt losgelaten.
3 Ruitenwissers, normale snelheid
4 Ruitenwissers, hoge snelheid

























Pagina 1:10 Cruise Control

Go To Top of Page.

Cruise Control

Waarschuwing

De Cruise Control mag in druk verkeer of
op een gladde weg niet worden gebruikt.
N.B! Bij het rijden op een helling kan
de werkelijke snelheid van de auto iets
afwijken van de ingestelde snelheid.














Inschakelen

De schakelaar voor de Cruise Control zit in
de richtingaanwijzerhendel.
Gewenste snelheid instellen:
1 Zet schakelaar (B) in stand ON.

2 Accelereer tot de gewenste snelheid.
   N.B! De Cruise Control kan bij snelheden
   onder 35 km/uur niet worden ingeschakeld.

3 Druk de SET SPEED-knop (A) in.








Snelheid verminderen

De Cruise Control wordt uitgeschakeld, als
het rempedaal wordt ingetrapt. De eerder
ingestelde snelheid wordt in het geheugen
bewaard. Als de schakelaar eventjes in de
RESUME-stand wordt gezet, gaat de auto
weer met de eerder ingestelde snelheid rijden.












Accelereren

Bij een tijdelijke snelheidsverhoging, zoals
b.v. bij passeren, blijft de Cruise Control
gewoon werken. De auto gaat weer met de
eerder ingestelde snelheid rijden zonder dat
de schakelaar in de RESUME-stand behoeft
te worden gezet.
Als de Cruise Control al ingeschakeld is, kan
de snelheid worden verhoogd door de SET
SPEED-knop ingedrukt te houden. Als deze
knop weer losgelaten wordt, wordt de snelheid
ingeprogrammeerd die de auto dan heeft.

Uitschakelen

Zet de schakelaar (B) in de stand OFF of druk
op het rempedaal.
Als het contact wordt afgezet, wordt de
Cruise Control automatisch uitgeschakeld.


Pagina 1:11 Mistachterlamp, Mistlampen
Go To Top of Page.

Schakelaar Mistlampen Schakelaar Mistachterlamp



















Mistachterlamp

De mistachterlamp is aanzienlijk sterker dan
het gewone achterlicht en wordt bij rijden
met zeer slecht zicht gebruikt. De koplampen
moeten branden, anders kan de mistachterlamp
niet branden.


Mistlampen

De mistlampen worden bij rijden in mist en
bij slecht zicht gebruikt.





                                      Denk hieraan: de wettelijke bepalingen voor
                                      het gebruik van een mistachterlamp en
                                      mistlampen verschillen van land tot land.

















Pagina 1:12 Elektrisch verwarmde achterruit, buitenspiegels, voorstoelen

Go To Top of Page.

Elektrisch verwarmde achterruit Elektrisch verwarmde voorstoelen





















Elektrisch verwarmde achterruit
Elektrisch verwarmde buitenspiegels

Gebruik de elektrische verwarming om ijs en
aanslag van de achterruit en spiegels te
verwijderen.
Door op de schakelaar te drukken worden de
verwarming van de achterruit en buiten-
spiegels tegelijk aangezet. Dit blijkt hieruit,
dat de beide oranje controlelampjes in de
schakelaars branden. een ingebouwde tijd-
schakelaar zorgt ervoor, dat de verwarming
van de buitenspiegels na ca 12 minuten auto-
matisch wordt uitgeschakeld. Tegelijk gaat het





betreffende controlelampje uit. Als nogmaals
op de schakelaar wordt gedrukt, terwijl een
van de controlelampjes brandt, wordt de ge-
hele verwarming uitgeschakeld. Als weer op
de schakelaar wordt gedrukt, als de beide
controlelampjes zijn uitgegaan, wordt de
verwarming weer aangezet. Leg geen voor-
werpen zo neer, dat de verwarmingsdraden
aan de binnenkant van de achterruit kunnen
beschadigen. Pas er bij het reinigen van de
achterruit op, dat de draden niet b.v. met
ringen beschadigen.

Elektrisch verwarmde
voorstoelen

De elektrische verwarming kan met de scha-
kelaars worden in- en uitgeschakeldd. Het
verwarmen gaat volautomatisch en reageert
bij het gaan werken op de temperatuur. Als
de juiste temperatuur is bereikt, schakelt de
verwarming automatisch uit. de verwarming
van de passagiersstoel gaat alleen werken, als
er iemand op de stoel zit.







Pagina 1:13 Asbakjes Sigare-aansteker Parkeerrem
Go To Top of Page.

Parkeerrem Sigare-aansteker, Asbakje Asbakje in de achterbank

Parkeerrem (handrem)

De hendel zit tussen de voorstoelen. de par-
keerrem werkt op de achterwielen. Als de
parkeerrem is aangetrokken, brandt het waar-
schuwingslampje in het instrumentenpaneel.
Als de parkeerrem moet worden lossgezet,
moet de hendel iets omhooggetrokken en de
knop ingedrukt worden. Laat daarna de hendel
los.
Gebruik bij parkeren altijd de parkeerrem,
want dan blijft deze goed weken.

Sigare-aansteker, Asbakje

Druk de aansteker in, als deze moet worden
gebruikt. Als deze warm genoeg geworden is
- na ca 6-8 seconden -, komt hij automatisch
met een "klik" naar buiten.






Asbakje in de achterbank

Als een asbakje moet worden geleegd, moet
het helemaal uitgetrokken, de lip omlaagge-
drukt en het asbakje verwijderd worden.









Pagina 1:14 Elektrisch bediende raammechanismen
Go To Top of Page.

                                          Links vóór
Elektrisch bediende raammechanismen


















                                          Rechts vóór

Elektrisch bediende raammecha-
nismen

Deze raammechanismen worden bediend met
de schakelaars in de armsteuenen van de portie-
ren. Hierboven is de armsteun van het bestuur-
dersportier afgebeeld.
Deze raammechanismen kunnen alleen werken,
als de startsleutel in de "rijstand" wordt
gedraaid. De ramen gaan open, als op het
achterste deel van de schakelaar wordt
gedrukt en gaan dicht, als op het voorste
deel wordt gedrukt.



Pagina 1:15 Verwarming, ventilatie en airconditioning

Go To Top of Page.

ECC - Electronic Climate Control


ECC - Electronic Climate Control

Blaasmonden

De verwarming/ventilatie werkt volautomatisch,
maar desgewenst kan de installatie ook met de
hand worden bediend. Met twee voelers die op
twee verschillende plaatsen in het interieur
zijn aangebracht, wordt de temperatuur automa-
tiach geregeld. een voeler zit aan de bovenkant
van het dashboard en reageert op de binnen-
komende zonnestralen. De andere voeler zit in
de plafondlamp en reageert op de temperatuur
middenin de auto.
Met de airconditioning kan in de auto een koel
en aangenaam klimaat worden verkregen, ook al
is het buiten erg warm, maar denk eraan,dat de
ramen en het schuifdak dicht moeten zijn.

Op de volgende twee pagina' staat meer over de
werking en het doelmatigste gebruik van de
verwarming/ventilatie.


A Open
B Dicht
C Luchtstroom opzij richten
D Luchtstroom omhoog richten

In het afdekpaneeel onder de stuurkolom
zit een blaasmond die omhoog of
omlaag kan worden gericht of
dichtgedaan.



Pagina 1:16 Verwarming, ventilatie
Go To Top of Page.

Aanjager

Functiekiezer

Temperatuurkiezer

   0 = afgezet
   5 = hoogste snelheid
aut = aanjagersnelheid
automatisch aangepast
Kies de gewenste functie.
aut = normale stand.


Stel de gewenste tempe-
ratuur in.


In deze stand wordt de luchtverdeling
automatisch aangepast.


Lucht via de blaasmonden



Lucht naar de ramen. In deze stand
recirculeert de lucht niet.


Lucht naar de vloer en naar de ramen.


Lucht naar de vloer.


Lucht naar de vloer en naar de
blaasmonden. Iets koudere lucht
via de blaasmonden dan naar de
vloer.









Electronic Climate Control

























De interieurlucht "recirculeert",
d.w.z., dat er bijna geen frisse
lucht in de auto wordt gezogen.
Werkt niet in de defrosterstand.
Het controlelampje brandt, als
deze functie is ingeschakeld.





Airconditioning ingeschakeld.
moet normaal zijn ingedrukt.
Het controlelampje heeft twee
fucnties:
     airconditioning ingeschakeld
     storingsindicatie











Pagina 1:17 Verwarming, ventilatie

Go To Top of Page.

AUTOMATISCHE INSTELLING

Warm of koud buiten maakt
niets uit!

Automatic
Zet de functiekiezer op Automatic en kies de tem-
peratuur. Dit is alles!


Als u de temperatuurkiezer op maximaalver-
warmen of koelen zet, werkt de aanjager op
de hoogste snelheid.


Zo verdwijnen beslagen ramen
het snelst:

Automatic
Als het heeft gesneeuwd, moet u eerst de
sneeuw op de luchtinlaat voor het verwar-
mingssysteem wegvegen.Zet de functiekiezer
in de stand .In deze stand brandt er ook
een lampje in de airconditioningsknop
ongeacht de stand van de knop.

Storingsindicatie voor de air-
conditioning

Hier zijn nog enkele adviezen en inlichtingen:

In de knop zit een controlelampje dat
een storing in de installatie aangeeft.

Als dit lampje bij het aanzetten van het
contact begint te knipperen, is dit een
teken, dat er een eenvoudige storing is.
Als het lampje langer dan 20 seconden blijft
knipperen, zit er een ernstiger storing in
de airconditioning. Neem contact met uw
Volvo-werkplaats op.

















Zet de aanjagerbediening in stand 2, als de
aanslag verdwenen is.






  • De airconditioning wordt alleen ingescha-
       keld, als de temperatuur boven ca +5 C
       ligt.

    Deze stand moet worden gebruikt,als u
      een paar minuten geen last van onaangenaam
       ruikende uitlaatgassen wilt hebben. In deze
       stand komt namelijk slechts een klein deel
       van de lucht van buiten. Maar rijd zo niet
       langer dan 10-15 minuten, omdat er
       anders kans op onfrisse lucht in de auto
       bestaat, want er wordt bijna geen frisse
       lucht in de auto gezogen.


    Een wenk: Om beslagen ramen snel te doen
    verwijderen kan de airconditioning met voor-
    deel worden gebruikt, zelfs al is het buiten
    relatief koud, omdat vocht uit de lucht ver-
    wijderd wordt, voordat deze in de auto
    wordt geblazen.
    Gebruik de airconditioning regelmatig, dan
    werkt deze het beste.

    N.B! Leg geen voorwerpen neer op de zonne-
    gever die bovenop het dashboard is aange-
    bracht. de airconditioning krijgt dan foutive informatie.


















  • Pagina 1:18 Witte pagina

    Go To Top of Page.




















    text en foto's uit Handleiding Modeljaar 1990

    Go To Top of Page